Jerôme De Waele
Hoe je je handen hield.
Ik herinner me hoe je je handen hield in publieke ruimtes, op een feest, een begrafenis, een receptie, een tentoonstelling. Je wandelde dan binnen, met een stram-kordate pas die onzekerheid verborg, je handen voor je in elkaar wrijvend. Of achter je rug gevouwen.
Je vertelde ons vaak over je tijd als keeper van het Kruishoutemse elftal, toen je jong was. Ik stelde me daar dan altijd beelden bij voor zoals je ze in archiefdocumentaires uit de jaren vijftig ziet: een iets te zware bal, iets te wijde voetbalshorts, en jij met iets te grote keeperhandschoenen die de ballen uit het net plukte.
Toen we klein waren stond je 's morgens als eerste op, en smeerde je onze boterhammen voor het ontbijt. Af en toe rolde je een schelletje vlees op, en gaf dat met een samenzweerderige knipoog aan ons. "Niet aan mama zeggen, hé!"
Tegenwoordig haal ik ook veel plezier uit het smeren van de boterhammen voor mijn kinderen, merk ik. En af en toe rol ik drie schelletjes hesp op, en deel die uit aan Wolf, Kobe en Merel. "Niet aan mama zeggen, hé!" Knipoog.
Er was die zomervakantie, met ik als lusteloze tiener. Op de boerderij bouwden we samen, van het chassis op, een aanhangwagen om koeien te vervoeren. Volledig uit metaal. Je leerde me toen lassen. Het lasmasker op, de juiste instellingen en verbindingen maken, en "Zo" zei je, "Zo vasthouden en richten", en met jouw handen geleidde je mijn handen om de staalplaten aan elkaar te lassen. Dat gevoel, om langzaam een afgewerkt eindresultaat te zien ontstaan uit losse onderdelen en harde handenarbeid - dat zal ik nooit vergeten.
Je vertrouwde me je auto's toe, zelfs als ik die eigenhandig kapot reed. Verkeerd geschakeld en de motor opgeblazen; het stuurslot vergeten en in de foute richting aan het stuurwiel draaien bij het binnenrijden van de garage. Ik was een onhandige tiener. Tot in mijn dertigste, eigenlijk. Toen toonde je me de laatste keer hoe ik een lekke band moest vervangen, en nam ik het van je over. Dat was een kantelpunt - toen ik die band vastgreep en hem er met één beweging op zette. Ik zag je toen denken "Ah, dat komt goed."
Later, toen je minder mobiel werd, kreeg je van ons een iPad. De man die tot zijn vijfenzestigste zelfs geen bankkaart gebruikte, en de berekeningen op de voorraad in zijn textielfabriek uit het hoofd deed - omdat rekenmachines het gezond verstand verdoofden. Je swipe-te en tap-te op die iPad, gaf commentaar op Gudruns blog, e-mailde grappige powerpoints door, en dook zelfs op op Twitter. Die touchscreen was je communicatielijn met de buitenwereld.
Je keek uit naar de bezoeken van je kleinkinderen. Je handen waren dan al magerder, knokiger - maar als Merel schaterlachend kwam binnengestuiterd, stak je ze vol verwachting naar haar uit. En zij liep er in en legde haar kopje in jouw handen.
De laatste nacht eindigde je met je vinger tegen je voorhoofd, als De Denker. Hoofd en handen tegelijk.
Ik herken zoveel van jou in mezelf. De laatste tijd betrap ik mezelf er ook op, als ik een publieke ruimte binnenstap en mezelf een houding moet geven, dat ik diezelfde stram-kordate pas aanneem. Ik hou mijn handen dan voor me en wrijf ze in elkaar, of vouw ze achter mijn rug. Op een tentoonstelling, een receptie. Of een begrafenis.
Jerôme De Waele, 21/1/1935 - 11/7/2013
tags: vader
Maarten Schenk — 9 jaar geleden
Sterkte man!